Media

Wat Israëlische media schrijven (en wij niet)

Een vergelijking van berichtgeving over de Westbank in Israëlische en Nederlandse kranten (2025)

Israëlische media schrijven dagelijks over kolonistengeweld en bezetting. In Nederland blijft de Westbank (Westelijke Jordaanoever) vooral een bijzin bij Gaza. Dit artikel laat zien hoe twee journalistieke werelden naar dezelfde gebeurtenissen kijken – en hoe stilte daarover ook een keuze kan zijn.

De blinde vlek

In Israël is kolonistengeweld dagelijks nieuws. In Nederland is het vaak een voetnoot bij verslaggeving over Gaza. Dat verschil gaat niet alleen over journalistiek, maar ook over wat we willen zien – en wat niet.

De afgelopen maanden publiceerden Israëlische kranten tientallen berichten over de Westbank – per week. Over nieuwe nederzettingen, brandstichtingen door kolonisten, invallen van het leger en dorpen die langzaam verdwijnen. In Nederland daarentegen komt de Westbank vooral voorbij als geografische verwijzing, zoals “ook op de Westbank groeit de onrust” – of als bijzin in verhalen over Gaza.

Die scheve verhouding is niet nieuw, maar sinds oktober 2023 scherper zichtbaar dan ooit. Terwijl Israëlische media worstelen met de morele gevolgen van de bezetting en daar dagelijks over berichten, kijken Nederlandse redacties vooral naar de oorlog in Gaza. Alsof de Westbank een andere wereld is, met een ander verhaal. Een verhaal dat minder past in het vertrouwde beeld van daders en slachtoffers waarmee we ons nieuws graag ordenen.

In januari 2022 schreef ik een research paper over hoe de media in Nederland verslag deed van apartheid op de Westbank. Spoiler: dat deden ze niet en ik moest met mijn onderzoek uitwijken naar Haaretz. Toen viel al op hoe de bezetting zelden werd benoemd, zelfs niet wanneer Israëlische media dat wél deden. Inmiddels is er meer berichtgeving, maar de toon en focus zijn nauwelijks veranderd.

Dit artikel onderzoekt dat verschil. Waarom schrijven Israëlische journalisten met meer urgentie over hun eigen bezetting dan Nederlandse verslaggevers over diezelfde bezetting op afstand? Hoe verschilt de taal, de toon en het morele kompas tussen beide? En wat zegt die stilte over onze manier van kijken naar een conflict dat zelden nog verrast, maar nog altijd voortduurt.

De feiten op tafel – twee werelden van berichtgeving

Wie het nieuws volgt in Israël en in Nederland, lijkt twee verschillende werkelijkheden te zien. In Israël schrijven journalisten over het dagelijks leven onder bezetting. In Nederland gaat het vooral over diplomatie, gijzelaars en raketten. De Westbank komt daar nauwelijks aan te pas.

In Israëlische media is de Westbank een vast onderdeel van het nieuws. Haaretz publiceert bijna dagelijks reportages over aanvallen van kolonisten, +972 Magazine brengt getuigenissen uit dorpen in de Jordaanvallei, verhalen over families die verjaagd worden, en analyses over hoe leger en kolonisten elkaar versterken. Zelfs de Times of Israel, doorgaans gematigd en staatsgezind, bericht regelmatig over de toename van geweld en de zorgen binnen het leger.

In Nederland is dat beeld minder eenduidig. De Volkskrant publiceert regelmatig reportages en analyses over de Westbank, met verhalen uit Ramallah, Jenin en de Jordaanvallei. Ook Trouw schreef in 2025 opvallend scherp over landroof, watertekort en kolonistengeweld, en NRC bracht verschillende stukken over infrastructuur, diplomatie en de rol van Israëlische ministers. Het AD publiceerde enkele human interest-reportages en De Telegraaf berichtte over incidenten, sancties en binnenlands debat rond Israël.

Er is dus wél verslaggeving, maar niet in verhouding tot de omvang van het onderwerp. Waar Israëlische kranten bijna dagelijks schrijven over de gebeurtenissen, verschijnt in Nederland slechts af en toe een artikel – vaak gekoppeld aan Gaza, diplomatie of Nederlandse politiek. De Westbank krijgt aandacht, maar zelden als eigen realiteit.

Die scheefgroei in aandacht is niet alleen een kwestie van afstand. Ze zegt ook iets over de rol die media zichzelf geven. Israëlische journalisten zien het kolonistengeweld als binnenlands nieuws, als onderdeel van hun samenleving. Nederlandse redacties beschouwen het als buitenland, ver weg, iets wat hooguit context biedt bij de grotere oorlog. Daardoor wordt de Westbank geen plaats van verhaal, maar een voetnoot van een conflict dat elders woedt.

De overlap – gedeelde feiten, gescheiden morele registers

Israëlische en Nederlandse kranten schrijven over dezelfde gebeurtenissen en de feiten zijn vaak identiek: een aanval van kolonisten, een militaire inval, een nieuwe nederzetting, de plannen van minister Smotrich of de toename van geweld sinds oktober 2023. Toch verschilt de manier waarop die feiten worden gepresenteerd zó sterk dat het bijna lijkt alsof het over twee conflicten gaat.

Ze citeren vaak dezelfde bronnen: de Verenigde Naties, mensenrechtenorganisaties, het Israëlische leger en lokale burgemeesters. In beide landen is duidelijk dat het geweld structureel is, niet tijdelijk. De overlap ligt dus niet in de informatie, maar in de werkelijkheid waar de journalisten mee te maken hebben.

Dat verschil in taal heeft gevolgen. Woorden vormen de morele temperatuur van een conflict. Wie schrijft over botsingen suggereert gelijkwaardigheid; wie pogrom zegt, benoemt machtsverschil. Zo schuift de betekenis op, subtiel maar voortdurend, van daders en slachtoffers naar partijen in conflict.

De feiten zijn dus niet wat de afstand bepaalt, maar de woorden die we ervoor kiezen. En die woorden laten zien waar de grens ligt tussen verslag doen en werkelijk zien.

Het grote verschil – taal, toon en perspectief

De grootste kloof tussen Israëlische en Nederlandse berichtgeving is een verschil in taal, in perspectief en uiteindelijk in morele positie.

1. Taal

In Israëlische media worden woorden niet geschuwd. Haaretz schrijft over “pogroms”, “expulsions” en “creeping Nakba”. +972 Magazine spreekt van “ethnic cleansing” en “apartheid”. Die termen zijn geladen, maar ze worden er niet gezien als activistische taal. Ze beschrijven wat er gebeurt.

In Nederlandse kranten klinkt die directheid zelden. Daar heet een aanval van kolonisten een “geweldsuitbarsting” of een “botsing tussen partijen”. Het vernietigen van een huis wordt “sloop”, een verdrijving door kolonisten “onrust”. Het is taal die dempt. Ze maakt van machtsverschil een conflict tussen gelijken.

2. Toon

Israëlische verslaggeving is vaak confronterend. Ze vertrekt van binnenuit, met schuld en betrokkenheid. Journalisten schrijven over hun eigen leger, hun eigen samenleving, hun eigen regering. In Nederland is de toon afstandelijker. De lezer is toeschouwer, niet deelnemer. Waar Israëlische media vragen stellen over verantwoordelijkheid, vragen Nederlandse vooral naar diplomatie: wie onderhandelt, wie veroordeelt, wie erkent?

3. Perspectief

In Israël staan Palestijnse dorpen en Israëlische kolonisten naast elkaar in het nieuws. Beide worden gezien, hoe ongelijk de aandacht ook is. In Nederland is het perspectief verschoven naar de staat: Israël als actor, Palestina als achtergrond. Palestijnen verschijnen vooral als groep, zelden als individu met naam en gezicht. Zo verandert journalistiek niet alleen wat we weten, maar ook wie zichtbaar mag zijn.

Het verschil in taal, toon en perspectief verklaart waarom dezelfde gebeurtenis in Israël voelt als een morele crisis en in Nederland als een ver-van-ons-bed-nieuwsfeit. Wie schrijft over de Westbank bepaalt niet alleen wat er te lezen valt, maar ook wie er telt.

De kolonisten: daders met bescherming

Wie schrijft over de Westbank, schrijft onvermijdelijk over de kolonisten. Hun aanvallen op Palestijnse dorpen zijn geen uitzondering meer, maar de dagelijkse gang van zaken. Israëlische media beschrijven hoe boeren worden verjaagd, huizen in brand gestoken en dorpen met traangas bestookt. Vaak in aanwezigheid van soldaten die zouden moeten beschermen, maar toekijken of zelfs meehelpen.

De kolonisten staan niet los van de staat die hen huisvest. Hun aanwezigheid wordt gesteund, direct of indirect, door regeringsbeleid dat nederzettingen legaliseert en daders zelden vervolgt. Ministers als Smotrich en Ben-Gvir noemen hen “pioniers van het land” – taal die geweld legitimeert en verantwoordelijkheid vervaagt.

Die verwevenheid tussen kolonisten, leger en regering verklaart waarom Israëlische media dit thema niet kunnen of willen negeren. Het raakt de kern van hun samenleving: de grens tussen burger en soldaat, tussen religie en nationalisme, tussen wet en straffeloosheid. In Nederlandse media blijft dat verband grotendeels onbesproken.

De morele hiërarchie in het nieuws

Niet alles wat waarde heeft, haalt het nieuws. En niet alles wat het nieuws haalt, krijgt dezelfde waarde. Dat zie je aan hoe Gaza, Israël en de Westbank worden behandeld. Gaza roept emotie op. Israël krijgt begrip én kritiek. De Westbank krijgt stilte.

In 2025 verschenen in Nederlandse kranten ruim vier keer zoveel achtergrond- en opinieartikelen over Gaza als over de Westbank. Op sociale media is dat verschil nog veel groter.  En zelfs de artikelen die verschenen, deden dat meestal alleen omdat er een link was met Gaza: vrijlatingen, gijzelaars, diplomatieke gesprekken. De Westbank kwam in beeld als schaduw, niet als hoofdonderwerp.

Israëlische media lieten in dezelfde periode een totaal ander beeld zien. Daar ging het dagelijks over kolonisten, landonteigening, militaire invallen en het groeiende geweld van binnenuit. Niet als bijzaak, maar als kern van het nationale debat.

Die ongelijkheid in aandacht vormt een stille rangorde. Ze bepaalt wiens leed gezien wordt, en wiens verdwijnen ongemerkt mag doorgaan. Die scheve aandacht is niet per se kwaadaardig, maar wel veelzeggend. Ze toont waar empathie ophoudt en gewenning begint. De Westbank is geen stiltegebied omdat er niets gebeurt, maar omdat we er niet meer op letten, omdat de aandacht elders is.

Waarom Israël meer ziet dan Nederland

Dat Israëlische media meer en scherper over de Westbank schrijven, komt niet doordat ze minder bevooroordeeld zijn, maar omdat ze dichter bij de werkelijkheid staan. Ze zien wat wij op afstand kunnen negeren.

De eerste reden is eenvoudig: nabijheid. Journalisten van Haaretz of +972 wonen vaak op minder dan een uur rijden van de dorpen waar ze over schrijven. Ze zien het landschap veranderen, de controleposten, de nieuwe wegen voor kolonisten. Ze horen de verhalen niet via persbureaus, maar aan keukentafels. Die fysieke nabijheid dwingt tot betrokkenheid.

Daarnaast is er een journalistieke traditie die in Nederland grotendeels ontbreekt. Haaretz en +972 zien kritische verslaggeving niet als activisme, maar als burgerplicht. Ze beschouwen zichzelf als geweten van de samenleving, niet als neutrale toeschouwers. In Nederland overheerst juist de angst om partij te kiezen. Die terughoudendheid maakt de toon voorzichtig en vaak kleurloos.

Er speelt ook een praktisch verschil. Nederlandse redacties hebben nog maar zelden een vaste correspondent op de Westbank. Veel nieuws komt van internationale agentschappen als Reuters of ANP. De taal is feitelijk, maar afstandelijk. Zo verdwijnt de menselijke dimensie uit het verhaal: niet omdat die er niet is, maar omdat niemand hem meer opschrijft.

Ten slotte is er een culturele factor. Het Nederlandse debat over Israël en Palestina is zwaar beladen. Redacties bewegen zich voorzichtig, bang om beschuldigd te worden van vooringenomenheid of antisemitisme. Die gevoeligheid werkt verlammend. In Israël is de polarisatie niet minder, maar journalisten spreken er wél. Ze schrijven vanuit een besef dat stilte erger is dan kritiek.

Het verschil is dus niet dat Israëlische media beter zijn, maar dat ze meer te verliezen hebben. Ze schrijven niet over een conflict in het buitenland, maar over hun eigen land. Wat in Nederland een onderwerp is, is daar een geweten.

Vergelijking berichtgeving over de Westbank – Israëlische en Nederlandse media (2025)

Onderstaande samenvatting laat zien hoe verschillend Israëlische en Nederlandse media verslag doen van dezelfde werkelijkheid. Waar Israëlische redacties schrijven vanuit nabijheid en morele betrokkenheid, behandelen Nederlandse kranten de bezetting vooral op afstand, als diplomatiek of buitenlands vraagstuk.

  • Haaretz publiceert dagelijks over de Westbank. De toon is moreel en kritisch. Het blad schrijft over structureel geweld en verantwoordelijkheid en beschouwt kolonistengeweld als een symptoom van staatsfalen.
  • +972 Magazine brengt eveneens dagelijks berichten. De toon is onderzoekend en activistisch. De redactie beschrijft de bezetting expliciet als een systeem van apartheid en richt zich op structuren in plaats van losse incidenten.
  • Times of Israel publiceert regelmatig, in een neutrale en feitelijke toon. De focus ligt op veiligheid en politiek evenwicht. Het blad benoemt de feiten, maar blijft binnen de grenzen van het officiële staatskader.
  • NRC schrijft weinig over de Westbank. De toon is beschouwend en afstandelijk. De berichtgeving draait om diplomatie en internationale verhoudingen. De bezetting wordt behandeld als geopolitiek feit, niet als moreel vraagstuk.
  • Trouw bericht regelmatig, in een empathische en zorgvuldige stijl. De nadruk ligt op landroof en menselijke perspectieven. Trouw is moreel betrokken en verhalend en vormt daarmee een uitzondering in Nederland.
  • De Volkskrant publiceert eveneens regelmatig, feitelijk en betrokken. De onderwerpen mengen politiek en menselijke verhalen. De krant is journalistiek sterk, maar vermijdt expliciete termen als apartheid.
  • AD schrijft sporadisch over de Westbank. De toon is vooral human interest met de focus op individuele verhalen en de erkenning van Palestina, maar diepgaande analyse ontbreekt.
  • De Telegraaf schrijft sporadisch en kiest een veiligheidsgerichte benadering. De berichtgeving volgt het Israëlische perspectief van dreiging en terreur en beschouwt geweld vooral als aanleiding voor verdediging.

Patroon in één oogopslag

De verschillen tussen de afzonderlijke kranten zijn duidelijk, maar pas in samenhang wordt zichtbaar hoe breed de kloof is tussen Israëlische en Nederlandse berichtgeving. Waar Israëlische media de bezetting van binnenuit beschrijven, kijken Nederlandse redacties er vooral van buitenaf naar.

Frequentie – Israëlische media publiceren honderden artikelen per kwartaal, Nederlandse hooguit enkele tientallen per jaar.
Toon – Israëlische verslaggeving is direct, moreel en vaak intern kritisch. Nederlandse kranten blijven diplomatiek en afstandelijk.
Focus – Israëlische redacties schrijven over structureel geweld, kolonisten en de rol van het leger. Nederlandse media concentreren zich op Gaza, diplomatie en incidentele escalaties.
Bronnen – Israëlische journalisten citeren lokale getuigen, NGO’s en VN-rapporten, vaak aangevuld met eigen correspondenten. Nederlandse redacties leunen vooral op ANP, Reuters en internationale context.
Framing – Waar Israëlische media spreken over apartheid, bezetting en verantwoordelijkheid, gebruiken Nederlandse vooral termen als veiligheid, stabiliteit en ‘twee partijen in conflict’.
Zichtbaarheid van Palestijnen – In Israëlische kranten verschijnen namen, dorpen en levensverhalen. In Nederlandse blijven Palestijnen vaker abstract: groepen zonder gezicht, context of stem.

Samen vormen die verschillen meer dan een journalistiek contrast. Ze laten zien hoe nabijheid en afstand de blik bepalen en uiteindelijk ook het geweten. Want waar de werkelijkheid dagelijks voor je ogen ligt, dwingt ze tot taal. Wie haar alleen door koppen en cijfers ziet, kan zich de luxe van zwijgen veroorloven.

De betekenis van stilte

De stilte over de Westbank is geen toevallige leemte in de nieuwsagenda. Ze is het resultaat van keuzes, routines en grenzen die we zelf hebben getrokken. In Israël is de stilte onmogelijk: het geweld is te dichtbij, te zichtbaar, te eigen. In Nederland kan ze blijven bestaan, omdat afstand ook een vorm van bescherming is.

Nieuws volgt emotie, niet continuïteit. Gaza biedt drama, beelden, heldere lijnen van aanval en vergelding. De Westbank vraagt iets anders: aandacht voor het trage, voor het systematische, voor het geweld dat niet explodeert maar voortwoekert. Dat past slecht bij de logica van de actualiteit, die draait op urgentie en verontwaardiging.

De gevolgen zijn zichtbaar in de toon van de verslaggeving. Waar Israëlische media schrijven over structureel onrecht, schrijven Nederlandse over diplomatie en incidenten. Waar Israël dagelijks verslag doet van eigen falen, kijkt Nederland vooral naar de branden aan de horizon.

Toch zegt die stilte misschien nog meer over onszelf dan over het conflict. Want wat niet wordt opgeschreven, verdwijnt langzaam uit het bewustzijn. Wie de Westbank niet ziet, kan ook vergeten dat de bezetting voortduurt. Dat is de kracht van stilte: ze wist niet alleen feiten, maar ook morele grenzen. Ze laat geweld bestaan zonder dat het nog nieuws hoeft te zijn.

De vraag is dan niet alleen waarom Israëlische media wél schrijven, maar waarom wij dat niet doen. Misschien omdat we het niet willen weten. Misschien omdat het makkelijker is. De stilte is niet totaal, alleen selectief. En juist daarin schuilt de grootste vorm van wegkijken.

Gebaseerd op artikelen in Haaretz, +972 Magazine, Times of Israel, The Guardian, The New York Times en de Nederlandse dagbladen NRC, de Volkskrant, Trouw, AD en De Telegraaf (2025). Een overzicht van de geraadpleegde artikelen is hier te vinden.